Haarlem werd in 1572-1573 door Spaanse troepen belegerd en moest zich uiteindelijk overgeven. Tijdens het Beleg had de al wat oudere Haarlemse weduwe Kenau zich heldhaftig gedragen. Ze voerde een legertje van wel 300 vrouwen aan die vanaf de muren de stad verdedigde. Ze schoot op de Spanjaarden en gooide met brandende pekhoepels. Kenau werd beroemd, niet alleen in Haarlem, maar in heel Nederland. Zij werd symbool voor weerbare vrouwen, met haar op de tanden.
Kenau Simonsdochter Hasselaer werd in 1526 geboren. Haar vader was brouwer en in Kenaus geboortejaar ook burgemeester van de stad. De naam Hasselaer kwam van Kenaus moeder, die ook uit een welvarende burgerfamilie kwam. Kenau trouwde in 1554 met de scheepsbouwer Nanning Gerbrantsz.Het echtpaar kreeg drie kinderen. Al in 1562 werd Kenau weduwe. Ze beheerde vervolgens haar mans scheepswerf. Zoiets was in die tijd gebruikelijk. Minder gebruikelijk was dat zij zich heel zelfbewust 'scheepmaexter' noemt. De scheepswerf lag vermoedelijk achter haar woonhuis aan de Spaarnwouderstraat.
Later – onbekend is wanneer – verhuisden zij naar dat ouderlijk huis. Zij kregen drie dochters en één zoon: Geertruid of Guerte (1545), Margriet of Griete (1548), Lubbrich (1552), later ‘jonge Guerte’ genoemd, en Gerbrant (1555).
Emanuel van Meteren (1535-1612), de eerste geschiedschrijver van de Tachtigjarige Oorlog, zegt in zijn Belgische ofte Nederlantsche historie van onsen tijden (1599):
Die van binnen [Haarlem] hadden ooc een cloecke vrouwe ende eerbaer weduwe, omtrent XLVI jaren out, Kennau genoemt, die dander vrouwen in allen noot aenvoerde ende met eenighe andere veel manlycke daden boven vrouwen aert bedreef op ten vijant, met spiessen, bussen ende sweert , als een man haer behelpende in vrouwelycke habijt.
De Nederlandse Voornamen Databank verklaart de herkomst van de naam Kenau als volgt.Kenau:
Fri. naam. Uit Kûni-wih, waarvan het eerste element `geslacht, stam' betekent (zie koen- en vgl. kunne).
Het tweede lid Fardau:
Fri. naam. Uit Friduwih, tweestammige Germ. naam, waarvan het eerste lid `vrede bescherming' betekent (zie -fred-).
De wisseling Fred-/Ferd is een kwestie van metathesis (omzetting van de medeklinkers); er/ar-wisseling kwam in het Oudfries meer voor. Het tweede lid, -ou, is een Fri. ontwikkeling uit -wi/-wîh `heilig' (er is verband met Ndl. wijden, Middelnederlands wiën, vgl. wie-rook). In namen werd -wîh met -wîch (`strijd') vermengd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten